‘Ich bin Ein Vermonter!’, of: Waarom we eigenlijk in Canada wonen.

Een van de meest opvallende dingen in de omgang met mensen hier is dat, tot gisteravond, niemand me ooit vroeg hoe ik het vond om nu, als Nederlander, in Amerika te zijn. Niemand. Maar bijna iedereen vroeg daarentegen wat wij, als niet-Vermonters, nu van Vermont vinden, van de Vermonters, en of we al een beetje contact hebben gemaakt. En dan zeggen ze bijna allemaal dat dat wel niet zo makkelijk geweest zal zijn, omdat Vermonters stug en onvriendelijk zijn, niet zo aardig en makkelijk als mensen in New Jersey/Wyoming/Ohio, of waar ze dan ook nog maar meer gewoond hebben. (Maar het zijn dus allemaal hele aardige en toegangelijke mensen, die dit zeggen.) De Vermontse identiteit overstijgt verre de Amerikaanse, en iedereen is zich voortdurend bewust van hun/ons Vermonter-niet-Vermonterschap. Het algemene idee is dat ‘echte’ Vermonters hier al generaties lang vandaan komen, niemand van buiten accepteren, en dat pas onze kleinkinderen zich misschien Vermonters kunnen noemen (al noemen ze zich dan vast nog steeds ‘Dutch’). ‘Echte’ Vermonters zijn klein – Chris is hier een boom van een vent, terwijl hij in Nederland een kort mannetje was – ze hebben een donker uiterlijk (bruin haar e.d.) en hebben vaak een Franse naam. Het zijn eigenlijk, kortom, Quebecois, – en Vermont is eigenlijk een stukje Frans-Canada wat betreft z’n geschiedenis – dezelfde indianenstammen, dezelfde ‘trappers’, dezelfde tradities van bos en bevers en birch bark canoes.

Van die achterdocht hebben we nog niet veel gemerkt – maar iedereen kijkt wel inderdaad de kat uit de boom. Onze ‘boven’buren, een echtpaar dat verder op onze oprijlaan woont, zagen we pas na twee weken, toen wij maar naar ze toe gingen. En pas eergister zijn ze komen eten – erg aardige en inderdaad erg korte mensen; en toen kwamen ze met een prachtige ‘welcome’ basket vol zelfingemaakte pickles en zelfgemaakte wijn. Maar die tijd die nodig is voor toenadering, die is dus anders, geloof ik. En mensen kijken soms verbaasd als wij bij Joe’s Snackbar

Nederlands praten – maar niemand vraagt ooit of we buitenlanders zijn, of wat we praten, het blijft enorm discreet. Ondanks dit alles hebben wij totnutoe een bloeiend sociaal leven, vergeleken met Nederland, we hebben voortdurend mensen te eten, gister ging ik naar een kroeg met Kim, en ik heb al drie keer met Sarah gelunchd – dus het valt enorm mee, met dat isolement, en dan is de school nog niet eens begonnen.

Maar gisteravond, toen ik eindelijk wat met Kim ging drinken (we speelden al een week phone tag, zij had steeds toch iets anders of was niet bereikbaar via haar cell phone en dan belde ze net als ik even weg was) – zij werd gek, zei ze, want haar man die photojournalist is gaat 7 September naar Afghanistan en dan is ze alleen met de kinderen en ze heeft net een nieuwe baan en het razend druk dus ze wou even wat ‘girl time’, en ik was natuurlijk blij en vereerd die met haar door te brengen – enfin dus we gingen naar de bar van een hotel hier in de buurt, waar een man banjo zat te spelen en het vol met hotelgasten zat maar eigenlijk wel erg leuk, net een Engelse pub. En op een gegeven moment vroeg Kim mij heel nadrukkelijk of ik eigenlijk van plan was Amerikaan te worden. Toen ik zei dat ik in eerste instantie niet eens een green card mag (omdat de Amerikaanse immigratiedienst vindt dat ik de vorige ‘abandoned’ heb, in de steek gelaten (ik moest hem bij aankomst in Boston een keer afstaan)) enfin, toen ik dus zei dat ik dacht van niet, keek ze mij ernstig aan en zei dat ik daar maar over moest liegen, als ik andere mensen tegen kwam, want dat mensen het mij wel zouden aanrekenen als ik wel genoot van de geweldige ‘services’ in het Land of the Free, maar niet Patriot genoeg was om me zelf Amerikaan te (willen) noemen. Ik was stomverbaasd – Chris ook, toen ik het hem vertelde, maar ze meende het wel, en zei dat ze wel een probleem hadden met buitenlanders die de Amerikaanse politiek niets interesseert, omdat het hun regering niet is. (Wat Chris trouwens nog steeds onzin vond).

Ik vind Kim erg interessant, ook omdat ze ontzettend politiek aktief is: ze werkt voor de Vermontse senator Bernie Sanders, een van de weinige senators die zichzelf in dit land, in deze tijd, socialist durft te noemen. Kijk even naar deze clip: http://videocafe.crooksandliars.com/heather/bernie-sanders-va-socialized-health-care-system waarin hij stelt dat de VA – de Veteran’s Administration, de gezondheidszorg van het leger – een socialistisch systeem is, tegen John McCain (die senator is van Arizona). Die man dus – in Vermont een held, en zeer zeker iemand die het algemene gevoel in Vermont vertegenwoordigt. Wat dus ook daardoor eigenlijk veel meer op Canada lijkt. Zaken als het homohuwelijk en sociale gezondheidszorg zijn hier vanzelfsprekend, die in andere delen van Amerika verafschuwd en verguisd zijn. Het slogan onder wat rechterse Vermonters is dat ‘Vermont is very bad for businesses’ omdat er allerlei wetten zijn die consumenten beschermen, dus allerlei (uitbuiterige) bedrijven vestigen zich hier niet eens (we konden bijvoorbeeld maar uit twee ‘Health Insurance’ bedrijven kiezen). De wetten tegen landschapsvervuiling en het bebouwen van industrieel terrein zijn veel strenger dan, bijvoorbeeld, in buurstaat New Hampshire: waardoor Vermont, als je er doorheen rijdt, veel mooier en ongerepter is, maar ook allerlei industrie dus niet heeft. En er is een enorme nadruk op zelfbestuur – niet alleen in de staat, maar ook op veel kleinere schaal, op dat van de county en van de town.

Wij wonen in Jericho, een stadje van 5000 mensen, en die heeft zijn eigen gemeentebestuurtje, een groep vrijwilligers die heet de ‘Select Board’, en daarin zaten vroeger de Select Men, maar nu de Select Persons. En Kim is ook een Select Person, en vertelde over de vergaderingen daarvan – vol ‘old boys’ die de dingen al jaren zo doen, waar zij dan tegen in probeert te gaan. Ze beslissen van alles: van de budgetten voor de school tot het al dan niet aanleggen van nieuwe wegen (niet Interstates, en ook niet State Roads, maar wel bijvoorbeeld het bestraten of repareren van kleinere ‘local’ roads); en ze zijn momenteel bezig met een ‘Burn Ordinance’, een wetgeving over wie wat wanneer en hoe mag verbranden, wat dus ook per stad(je) wordt bepaald. Meer details kun je hier vinden… http://kimmercer-jerichosb.blogspot.com/. En wat dat betreft is die nadruk op zelfbestuur en behoefte iedereen er bij te betrekken wel weer erg Amerikaans – erg ‘frontier’ ook: wij hebben geen mensen in Washington nodig om ons te vertellen hoe we onze problemen oplossen of ons geld uitgeven. En dan hangt er dus bij de (enige) pinautomaat in het stadje een lijst met dingen die worden besloten op de volgende vergadering, en kan je met een kruisje naast je naam erover stemmen.

Een ander voorbeeld van zelfsbestuur en ‘burgerbetrokkenheid’ is het concept van de CSA, de Community-Supported Agriculture. Het idee is dat in plaats van dat mensen eten van ver weg in een supermarkt kopen, en boeren grote bedrijven hebben zodat ze winst kunnen maken op de export, er hier een aantal boeren (die groenten, fruit, vlees, kaas maken) samen een soort club beginnen, waar je lid van kan worden. Je betaalt een bedrag per seizoen, en neemt een ‘abonnement’ op vlees, groente of een ‘settlervore’ dwz brood, kaas en eieren. Een boerderij is het verzamelpunt, en daar ga je een keer per week heen om je ‘share’ op te halen: in ons geval een boerderij hier in de buurt op een idyllische plek ligt, waar we een grote rustieke mand vol halen met vlees, brood, kaas en enorme bergen groente. Wat ‘in season’ is kan je op de boerderij plukken: op dit moment bakken verschillende soorten ontzettend zoete tomaten en zakken vol met boontjes, en bloemen en kruiden die je met een schaartje langs de rijen afknipt. “the kids love it,” matuurlijk, en je komt tussen de bonenrijen altijd hele blij-kijkende hippie-achtige ‘stay-at-hom-moms’ tegen die hun kleine Hunter of Abigail vragen om de boontjes er een beetje vriendelijk af te rukken en niet met hun kleine Crocjes in de bloemetjes te stampen ‘honey, please!’. Het eten is werkelijk fantastisch – zoete tomaten, geweldige mais, biologisch vlees. We maken eindeloos veel pasta met tomatensaus en hele grote salades met drie kleuren worteltjes en vijf soorten tomaat.

Ik word per definitie nooit een echte Vermonter. Maar ik ben zelden zo dicht bij het land geweest, als hier.

2 Comments »

  1. Jose said

    Lieve Anita, Chris, Sebastiaan en Iris,

    Ik heb een beetje blog gelezen (niet alles hoor), maar volgens mij hebben jullie het aardig naar je zin. Sebastiaan nog gefeliciteerd, sorry, veel te laat en geen kaart, ik heb jullie adres nergens opgeschreven. Kids zijn al weer 2,5 week naar school en helemaal in het ritme. Vandaag gaan ze weer voor het eerst naar judo, we moletn nu gaan.

    Heel veel liefs en hebben jullie ook een gewoonemailadres (al diverse keren gemaild, niets gehoord) en een mobiel? Kan ik weer SMS-en ofzo.

    Jose, Leidy, Dounia, Redouane

  2. hans gieskes said

    Hi Anita,

    da’s ook toevallig dat ik op de dag dat ik je emailde ik zie middels je blog linkn op LinkedIn dat je in Vermonth bent. Heerlijke staat voor ouwe hippies als mij. Er wonen geloof ik maar 600,000 mensen in VT, en dus is het heerlijk leeg en mooi, m.n. in de winter. Vanuit Boston area waar wij wonen is het altijd maar een korte rit. Als NL Consul voor New England weet ik dat er toch een paar dozijn (ex) Nederlanders in VT wonen die het er allemaal erg goed naar hun zin hebben.

    Hoe lang ben je in de USA deze trip? Ik zou je graag lunch aan willen bieden of zo, maar wij gaan zaterdag een weekje zeilen richting Martha’s Vineyard, Nantucket, Block Island en Fishers Island – net zoals we vroeger altijd veel op de Wadden Zee zeilden. Maar na 11e ben ik weer in Boston tot 24e, wanneer ik weer even naar Europa ga. Van harte welkom, en veel plezier!

RSS feed for comments on this post · TrackBack URI

Leave a reply to hans gieskes Cancel reply